-
1 wed
v. trouwen (met), huwen (met); in de echt verbinden; in (natuur) opgaan[ wed] 〈 wedded, voltooid deelwoord ook wed〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 paren♦voorbeelden:1 wed to • paren/koppelen aan
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский